De eik (Quercus)


Een ingekorte versie van dit artikel verscheen in de Hortuskrant van juni 2009

KlasseSpermatopsida
(Zaadplanten)
CladeBedektzadigen
CladeNieuwe Tweezaadlobbigen
CladeFabiden
OrdeFagales
FamilieFagaceae
(Napjesdragersfamilie)
GeslachtQuercus
(Eik)

Taxonomische indeling van de Eik (Quercus)


Flessenkurken, spoorbielzen, masten, schoenzolen, parket, reddingsboeien .....  De wereld zou er zonder eikenhout of -kurk heel anders uitzien. Daarom een kleine ode aan de eik.


Eiken behoren tot het geslacht Quercus, een 450 soorten tellend geslacht uit de napjesdragersfamilie (Fagaceae). De bomen uit deze familie bezitten vruchten, waarbij de basis van de bloem om de vrucht heen groeit en zo een napje vormt. Tot deze familie behoren de dominante bomen van het noordelijk gematigde loofbos, zoals beuken (Fagus), eiken (Quercus) en tamme kastanje (Castanea). Al deze bomen hebben vruchten met een omhulsel. Naast deze drie bekende geslachten bevat de familie nog de geslachten Castanopsis, Chrysolepsis, Lithocarpus en Trigonobalus.

Zomer-, winter en andere eiken

Eiken groeien als boom of als struik en kunnen bladverliezend of groenblijvend zijn. In Nederland en in de rest van noordelijk Europa zijn twee eikensoorten inheems, de zomereik (Quercus robur) en de wintereik (Quercus petraea). In Nederland is de zomereik de meest voorkomende soort. De zomereik groeit breder uit dan de wintereik, die meer omhoog groeit. De zomereik heeft eikeltjes, die gesteeld zijn en de wintereik heeft ongesteelde eikeltjes. Bij de zomereik zitten de bladeren vrijwel zonder steeltjes aan de takken, terwijl bij de wintereik de bladeren wel een bladsteel hebben. Het blad van de wintereik is ondieper en regelmatiger gelobd dan dat van de zomereik. Zowel Q. robur als Q petraea zijn eenhuizig: de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen zitten in verschillende bloemen, maar ze komen op één boom voor.



   De Oostenrijkse eik (Quercus X turneri) in de Hortus is een kruising tussen de zomereik (Quercus robur) en de steeneik (Quercus ilex)



  De bladeren van de Oostenrijkse eik (Quercus x turneri)

De zomereik groeit in Europa vanaf Ierland tot aan de Oeral en van Noord- Portugal tot halverwege Scandinavië. In Nederland komt hij veel voor op de zandgronden. De wintereik groeit vooral op beschutte plaatsen. Bij voorkeur groeit hij op goed ontwaterde gronden in gebieden met een vrij hoge neerslag. Op arme en droge zandgronden moet hij de strijd opgeven ten koste van de zomereik. Maar de wintereik kan ook slechter tegen wateroverlast ten gevolge van slechte ontwatering dan de zomereik.Van de autochtone eiken is meer dan 95 % zomereik en minder dan 5 % wintereik. De zomer- en de wintereik bastaardiseren ook (Quercus x rosacea).

De eik is een van de dominante bomen uit het West- Europese bos. Op humusarme zandgronden vormt hij met de berk een climaxvegetatie, op humusrijke gronden met de beuk. Maar het ontkiemen en het uitgroeien van de eik in een dicht bos gaat minder gemakkelijk dan bij andere bomen.

In de mediterrane gebieden komen nog een aantal andere eikensoorten voor. De steeneik (Q. ilex) komt uit Zuid- Europa en wordt veel aangeplant als sierboom. Deze eikenboom is bestand tegen de zilte zeewind en wordt daarom ter beschutting veel aangeplant in kuststreken. Een andere mediterrane soort is de kurkeik (Q. suber). Deze boom vormt bleekbruine tot bleek kurk. Ontkurkte stammen zien er rozerood uit.

Eik en dier

Voor de verspreiding van eikenbomen d.m.v de eikeltjes zijn de vlaamse gaai, de eekhoorn en spitsmuizen belangrijk.
Eikengalwespen (Cynips quercifolii) kunnen op de onderkant van de eikenbladeren grote gallen veroorzaken. Daarnaast kan een eik lijden onder de rupsen van de bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea), die in het voorjaar van de bladeren eten.

Nuttig en veelzijdig

Eikenhout is sterk, hard en taai, maar ook goed te bewerken. Het wordt onder andere gebruikt als bouwhout voor woningen, voor spoorbielzen en voor masten. Daarnaast wordt het in het huis gebruikt om er trappen of parket van te maken en om er meubelen van te maken. Van het hout van de wintereik wordt fineer gemaakt. Hout van de steeneik is zeer hard en zwaar, het wordt azijnhout genoemd. Het kan zware belastingen ondergaan en wordt daarom gebruikt in de wagenmakerij en in molens.
Van de kurkeik (Q. suber) wordt in Spanje en Portugal de kurk gepeld. Dat gebeurt om de 8 á 10 jaar. Van dit kurk worden schoenzolen, vloeren, wandbekleding, reddingsboeien en wijnfleskurken gemaakt.


  De kurkeik (Quercus suber), die voor de winkel staat


   De kurkeik (Quercus suber), die in de Drie Klimaten kas staat



   De bladeren van de kurkeik (Quercus suber), die voor de Hortuswinkel staat.

De naam eik is afgeleid van eek, wat de schors van de eik was. De eikenschors werd gedroogd en vermalen en daarna gebruikt bij het leerlooien.

In de Hortus

In de Hortus groeien een aantal eikensoorten, zoals Q. cerris (in het coniferenperk), Q. coccifera (in de border van het Hugo de Vriesgebouw), Q. ilex (in het bamboevak), Q. palustris (in het stinzenperk), Q. phellos (in het Hamamelidaceae- perk), Q. suber (voor de winkel en in de subtropische kas) en Q. X turneri (terras).



   In het stinzenperk van de Hortus staat de Quercus palustris 


Eiken elders

In Noord Spanje en Portugal maakte ik in de zomer van 2009 foto's van de eikensoort Q. pyrenaica.


   De boom Quercus pyrenaica 


  De bladeren van de Quercus pyrenaica
 
Literatuur

Hugh Johnson
Het Bomen boek- Bomen en struiken in onze tuinen en parken, bossen en landschappen
Zomer & Keuning, Wageningen, 1975

Eik- Wikipedia
http://nl.wikipedia.org/wiki/Eik

Stevens, P.F. (2001 en later).
Angiosperm Phylogeny Website, Version 14, July 2017
http://www.mobot.org/MOBOT/research/APweb/